Suriname, een melting pot of een salad bowl? Een essay van Tania Muskiet

0

Door Tania Muskiet

Dit essay is geschreven als eindopdracht bij de training Critical Thinking through US Literature

In Suriname leven mensen van verschillende rassen met en naast elkaar. Het samenleven van deze verschillende groepen in het land heeft mij altijd geboeid. De training Critical Thinking in American Literature heeft mij nog meer tot denken gestemd over de wijze waarop wij in Suriname met elkaar omgaan. Bovendien wordt het nog ingewikkelder doordat er bijna dagelijks meer immigranten het land binnenkomen vanuit Brazilië, Haïti, China, Venezuela, Frans-Guyana en Cuba. Allemaal personen die het Nederlands niet machtig zijn en vaak ook in de illegaliteit blijven. Een en ander wordt hierdoor nog gecompliceerder. Er zijn mijns inziens twee mogelijkheden: 1. We leven naast elkaar waarbij elke groep zich met het eigen (enge) groepsbelang bezighoudt of 2. We leven met elkaar waarbij het aspect van etniciteit of groep helemaal op de achtergrond raakt en wij als Surinamers een nationale cultuur gaan ontwikkelen. Andere gezamenlijke doelen krijgen dan prioriteit. De vraag is: Kan Suriname een melting pot worden of blijven wij een salad bowl?  Ik denk meteen aan de advertentie waarbij met trots aangegeven wordt dat er in Suriname een synagoge en een moskee “gebroederlijk’ naast elkaar staan. Dit is een beeld dat men in andere landen niet zo snel zal tegenkomen. Het is zeker wel nastrevenswaardig en een goed voorbeeld voor de rest van wereld. Tegelijkertijd is het ook beeldspraak van hoe de samenleving er volgens mij uit ziet. Echt naast elkaar. Met elkaar samenleven is toch anders dan naast elkaar leven en naar mijn mening het hogere ideaal dat wij moeten nastreven: Een echte Surinaamse identiteit. Daarvoor hebben we een gezamenlijke identiteit nodig. Zaken die ons binden. Wij zullen eerst met elkaar moeten vaststellen hoe onze  gezamenlijke identiteit eruit ziet. Vervolgens moet die identiteit echt aangenomen worden door de verschillende groepen als hun gemeenschappelijke identiteit. Wanneer dit gebeurt kunnen we van succes spreken.  Ik denk dat het tijd is voor Surinamers om te ontdekken wat ons bindt.  Als dat ontbreekt, zal het opgezocht, ontdekt, geformuleerd moeten worden en over gecommuniceerd. Dit mag niet slechts het Nederlandstalig of Sranantongo grondgebied zijn.  Het gaat vooral om het hogere immateriële goed dat ons één volk maakt.

 

Cultuur is dynamisch

Het zou makkelijk zijn als het Surinaamse volk homogeen was, maar dat is het niet. De situatie wordt complexer door de instroom van immigranten. Temeer omdat er nog niet echt sprake is van een algemene Surinaamse identiteit. Dit kan pas wanneer er een melting pot ontstaat. Er is nu in mijn visie meer sprake van een salad bowl.We leven en wonen naast elkaar. Vaak hoor je mensen in de media ook aangeven: ‘Ik beschouw mezelf als een Surinamer of ik ben een Surinamer’, maar wat is de nationale Surinaamse identiteit? Volgens Maria Grever en Kees Ribbens, respectievelijk Hoogleraar Theoretische Geschiedenis en Professor Cultuur Historie aan de Erasmusuniversiteit, moet er sprake zijn van collectieve identificatie met het land, gebaseerd op bepaalde kenmerken.

“Een nationale identiteit is het resultaat van collectieve identificatie met de natiestaat. Dat resultaat is een tijdsgebonden imago van een land, gebaseerd op bepaalde kenmerken die verbonden zijn met een (gedeeld) verleden en die verwijzen naar de toekomst. De kenmerken hebben betrekking op taal, cultuur, symbolen, gedrag, waarden, opvattingen; ze begrenzen tegelijkertijd wie of wat de nationale identiteit mag en kan uitdragen. De benoeming van een nationale identiteit veronderstelt steeds een proces van herkenning, afwijzing, aanpassing of toeeigening. Nationale identiteiten veranderen ook in de loop der tijden”. (M. Grever & K. Ribbens: 2007, 26)

De verschillende bevolkingsgroepen hebben een gedeeld verleden, in die zin dat mensen uit Afrika en Azië hier naartoe gebracht zijn respectievelijk voor slavernij en na de afschaffing daarvan vanwege de plantage-economie. Een deel kwam en werd hier tot slaaf gemaakt, en een deel kwam als contractant. We hebben vooral geleerd wat de Nederlandse cultuur was door de Nederlandse taal die wij moesten leren, omdat het de voertaal was van de kolonisator. Ik geloof dat deze geschiedenis precies datgene is wat wij met elkaar gemeen hebben, los van het grondgebied waar wij bijeen gebracht werden. Er kan een mooi proces van assimilatie ontstaan in Suriname, wanneer het gedeelde verleden als vertrekpunt wordt gebruikt om te komen tot die Surinaamse cultuur. Er is dan geen reden meer tot het blijven aanhouden aan de enge groepsgrenzen, doordat er een hoger algemeen belang is dat voor een ieder kansen brengt. Een samenleving is dynamisch. Cultuur is dynamisch.  Marrons, Creolen, Chinezen, Hindoestanen, Javanen hebben gemeen dat ze hierheen gehaald zijn. De verdeel- en heerspolitiek van de kolonisator heeft niet bijgedragen tot een nationale identiteit. Dat was ook niet het doel, integendeel. Natuurlijk zal het eigene van de verschillende groepen blijven en zeker ook een plaats verkrijgen in de gemeenschappelijke nationale identiteit.

Verdeel en heers
Ik heb op school geleerd dat de Nederlandse kolonisator de verdeel- en heerspolitiek in de kolonie Suriname heeft gevoerd. Men heeft alles eraan gedaan om te voorkomen dat de verschillende groepen zich zouden bundelen tot één volk. Op die manier heeft men de macht kunnen consolideren in Suriname. Helaas merk ik na de Onafhankelijkheid van 1975 in Suriname nog steeds scherpe grenzen tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Natuurlijk staan sommige groepen veel meer open voor andere en zijn dus toegankelijker. Aan de andere kant zijn er nog etnische groepen die haast alleen binnen hun eigen kring sociale activiteiten organiseren. Denk maar aan de Chinese verenigingen met hun activiteiten, en eigen krant in hun taal. Als docent Sociologie raakte ik vaak in gesprek of in discussie met studenten die eerlijk konden vertellen dat zij van hun ouders hadden geleerd om liever een partner te kiezen uit de eigen cultuurgroep. Op de vraag waarom was het antwoord steevast dat andere groepen andere waarden en normen hebben. Het zou dus problematisch zijn om die andere waarden en normen (van andere groepen) te internaliseren. Zo werd dat uitgelegd. Als je kinderen dat lang genoeg uitlegt en voorhoudt zullen ze dat geloven. Zo ook volwassenen. Het wordt deel van hun referentiekader. Op die manier worden de (cultuur)hokjes in stand gehouden.  Ik haast mij te zeggen dat ik absoluut niet tegen de eigen culturele identiteit ben, maar ik stoor mij er wel aan wanneer men de eigen cultuur belangrijker vindt dan die van de ander. In de Sociologie wordt dat etnocentrisme genoemd. Het is belangrijk dat wij in Suriname het mooie en eigene van de verschillende groepen erkennen en kunnen bewaren. Maar dat mag niet ten koste gaan van het nastreven van de eenheid, één volk, één nationale Surinaamse cultuur. Ik geloof ook niet in eenheid in verscheidenheid (Jnan Adhin, 1957). Er is eenheid of er is verscheidenheid.  Adhin stelt de vraag ‘hoe van de heterogene bevolking één Surinaams volk te maken, zonder dat daarbij gevaarlijke spanningen optreden”. Allereerst heb ik moeite met het tweede deel van zijn vraagstelling aangezien hij veronderstelt dat eenwording met gevaarlijke spanningen gepaard zal gaan. Volgens Sandew Hira (Column Eenheid in verscheidenheid, 16 februari 2015) is de oplossing van Adhin dat elke groep haar cultuur en traditie behoudt, doch zich opgenomen weet in een gemeenschappelijke eenheidscultuur, die vanzelf Nederlands-westers beïnvloed zal zijn.  Zonder verder in te gaan op de redenering met betrekking tot de veronderstelling dat de Westerse (Nederlandse) cultuur de dominante cultuur moest worden, denk ik dat dit waarschijnlijk in Suriname, (een Nederlandse kolonie) nastrevenswaardig leek te zijn en bovendien acceptabel voor Nederland. (Want de Nederlandse cultuur werd in de kolonie Suriname veronderstelt een ‘hoogwaardige’ beschaving te hebben). Ik vind een dergelijk uitgangspunt na de onafhankelijkheid van Suriname niet langer relevant. Ik ben het daarom eens met Hira die stelt dat de Surinaamse gemeenschap een visie en beleid nodig heeft over hoe vorm en inhoud te geven aan een nationale cultuur.  Het is ons haast een halve eeuw verder nog steeds niet gelukt.

Sociale Ongelijkheid in Suriname
In Suriname is er nog altijd sociale ongelijkheid. Van sociale ongelijkheid is sprake wanneer er tussen verschillende bevolkingsgroepen ongelijke verdelingen zijn op het gebied van maatschappelijke positie, macht, leefstijl en status. Niet alle groepen hebben dezelfde kansen, of dezelfde kansen gehad. Natuurlijk zullen deze verschillen niet helemaal weggewerkt kunnen worden, maar ik ben van mening dat het voor een gezonde samenleving wel noodzakelijk is dat de verschillen zoveel mogelijk geminimaliseerd worden. Een goed voorbeeld van sociale ongelijkheid is te vinden in het binnenland van Suriname. Kinderen die onder erbarmelijke omstandigheden onderwijs moeten volgen en weinig zicht hebben op vervolgonderwijs in hun eigen leefomgeving. Ouders, maar ook de jongeren zelf gaan zich daardoor machteloos voelen, niet in staat om hun eigen lot of situatie te verbeteren, met alle gevolgen van dien. In Paramaribo is het voor andere groepen de normaalste zaak dat hun kinderen toegang hebben tot vervolgonderwijs. Dit is sociale ongelijkheid. Het is een taak van de overheid om ervoor te zorgen dat de verschillende groepen in het land een zekere mate van balans hebben in hun leefomstandigheden. Ik stel vast dat er nog veel werk aan de winkel is in Suriname op dit gebied. Alle groepen moeten mee!

Etniciteit en volk
Jack Menke en Iwan Sno geven in Mozaïek van het Surinaamse Volk aan dat het begrip -volk- (afgeleid van het Latijnse populus) verwijst naar een groep mensen die historisch een gebied en cultuur delen. Etniciteit verwijst volgens hun naar een groep die is verbonden door een gemeenschappelijke culturele, linguïstische en historische achtergrond. Met andere woorden mensen die tot een bepaalde etnische groep behoren weten dingen te benoemen die bij hen horen, maar ook dingen te benoemen die typisch bij anderen horen. Deze dingen kunnen bijvoorbeeld uiterlijke kenmerken zijn, zoals kleding en haardracht, voeding, dans, taal en geschiedenis, maar ook woongebied. (Zelfs politieke partijen waren tot voor kort, en sommige zijn dat nog, op deze etnische leest geschoeid.) Ik vind het prachtig dat Suriname zoveel culturen rijk is, en wij genieten er allemaal van, vooral culinair, maar tegelijkertijd vind ik ook dat dit het versmelten van de verschillende groepen tot één geheel in de weg staat. Ik ben ook van mening dat wij in Suriname veel meer langs de lijnen van -volk- moeten denken dan etnische groep of etnische komaf. Laat er nu een keer een volkstelling gehouden worden waarbij het hokje etniciteit wordt weggelaten. Het aankruisen van het hokje etniciteit heeft in mijn perceptie misschien onbewust een concurrentiestrijd tussen de grotere cultuurgroepen teweeggebracht en juist ertoe bijgedragen dat het denken in termen van de groep werd versterkt. Tenzij men op regeringsniveau invulling wil geven aan een gedegen bevolkingsbeleid kan ik niet inzien welk doel het vakje etniciteit dient. Het vakje etniciteit wordt voor mij pas belangrijk wanneer men in kaart wil brengen welke groepen achterblijven bij de ontwikkeling en hoe deze mee te nemen, zodat niemand “achterblijft”.  Zo kan de sociale ongelijkheid tussen de groepen teruggedrongen worden. Tenminste geminimaliseerd, want helemaal verdwijnen zal het nooit.

Tania Muskiet

Tot slot merk ik op dat vooral het hogere immateriële goed ons één volk maakt. Natuurlijk zal het eigene van de verschillende groepen blijven en zeker ook een plaats moeten krijgen in een gemeenschappelijke nationale identiteit. Alleen zo kan een nationale Surinaamse identiteitsvorming gestalte beginnen te krijgen. Het Sranan dat wij spreken geeft aan dat er zeker wel een mate van assimilatie is. Gelukkig maar, want vele van ons zouden elkaar niet verstaan. Er is nog veel meer mogelijk. Denk maar aan de  “Alakondre Dron” die door wijlen Henk Tjon werd geinitiëerd en door Wilgo Baarn ook wijlen, werd voortgezet (https://sportrunning-suriname.jimdofree.com/stichting-nakssuriname/). Het is niet alleen een kostbaar en mooi Surinaams cultuurproduct, maar een schoolvoorbeeld van het principe van nationale identiteit. In 2016 gaf Wilgo Baarn in een vraaggesprek met Chandra van Binnendijk en Marieke Visser aan dat de eerste gedachte van Alakondre Dron het samengaan van culturen is. Naar zijn mening moest er iets komen om het juiste beeld te scheppen over hoe wij in deze multiculturele samenleving buiten de negatieve politieke invloeden, met elkaar als one nation kunnen opereren. (NAKS Colofon, 7e jaargang, 2018). Bij de uitvaartdienst van Wilgo Baarn in juli 2017, hield mevrouw S. Staphorst (Directeur van Na Afrikan Culturu fu Sranan, afgekort NAKS) een toespraak. Hierin memoreede zij de uitspraak van Wilgo Baarn:

“ …Sla jezelf niet op de borst dat jouw cultuur de beste is. Discrimineer  de  andere  cultuurgroepen  niet.  Zet  je  in  om  samen  te  streven  naar  het  bereiken  van  een  nationale Surinaamse cultuur”.  (Uitvaart van Wilgo Baarn, juli 2017).

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *